Een kandelaar. Dat is iets uit de oude tijd. Wij hebben er misschien niet eens één in huis, in deze tijd van elektriciteit. Maar de Bijbel kent de kandelaar wel. Het is in Gods Woord een beeld van de gemeente.
Zo lezen we in Openbaring 1:20: ‘En de zeven kandelaren, die gij gezien hebt, zijn de zeven gemeenten’. In de tabernakel stond destijds ook een kandelaar, gemaakt van massief goud, uit één stuk gegoten. Die kandelaar stond links als je de tabernakel binnenkwam, tegenover de tafel met de twaalf toonbroden. De kandelaar brandde ’s nachts.
Dan verspreidden de prachtige gouden lampen hun licht en wierpen het licht op de tafel met de toonbroden. Die tafel zag op Christus, het Brood des levens. Wat zou het een voorrecht zijn, als onze gemeente zo’n kandelaar zou mogen zijn in Nieuw-Beijerland! We moeten ons zelf wel onderzoeken of dat zo is. Dat spreekt niet vanzelf. Van nature bestaat onze gemeente immers uit mensen die midden in dood en duisternis liggen. Gods vernieuwende en wederbarende genade kan het waar maken: ‘Kinderen Gods zijnde, onstraffelijk in het midden van een krom en verdraaid geslacht, onder welke gij schijnt als lichten in de wereld’ (Filip. 2:15). (Ds. A. Moerkerken)
In de kerk is een kunstwerk aangebracht dat gemaakt is door kunstenaar en diaken A. van der Spek. Hoe dit kunstwerk tot stand kwam, en wat de symboliek hiervan is.
Zie publicatie Reformatorisch Dagblad, 15 december 2017, “Glazen met een boodschap“.